‘Breng innovatie in infra vroeg tot stand’

08-10-2021
338 keer bekeken

Blijf op de hoogte van de actuele ontwikkelingen of voeg ze als geregistreerde deelnemer zelf toe.

 

“Om innovaties in infrawerken tot stand te brengen, is het niet genoeg om pas bij het inkoopproces daar aan te denken. Dat moet in een veel eerder stadium”, aldus Marleen Hermans, hoogleraar Publiek Opdrachtgeverschap in de bouw bij de TU Delft.

Fotobijschrift

de klok mee Gespreksleider Pepijn Nicolas, Martijn Brand, Floris den Boer, Marleen Hermans en Francien Bouwmeister.

Samen met Floris den Boer, coördinator innovatiegericht inkopen bij PIANOo, Francien Bouwmeester, manager Markt & Inkoop Programma Bruggen en Kademuren bij de gemeente Amsterdam en Martijn Brand, directeur bij H. van Steenwijk bouw- en waterwerken verzorgde Hermans een prikkelende inleiding voor de Brugdialoog Innovatiegericht inkopen.

Veel bruggen, maar ook sluizen, viaducten en duikers zijn in de jaren 50-60-70 van de vorige eeuw gebouwd en naderen het einde van hun technische levensduur, waardoor assetbeheerders en -eigenaren geconfronteerd worden met een ingrijpende en kostbare uitdaging. Willen we deze opgave op tijd, veilig, efficiënt en duurzaam uitvoeren, dan is het van belang dat alle betrokken beheerders en marktpartijen met elkaar samenwerken en kennis uitwisselen. Met dit laatste als uitgangspunt hebben De Bouwagenda, Bruggenstichting, CROW, Platform WOW en De Bouwcampus het fenomeen Brugdialogen op touw gezet. Tijdens deze online bijeenkomsten worden kennis en ervaring uitgewisseld.

Uitdagingen

Tijdens de Brugdialoog Innovatiegericht Inkopen trapte Floris den Boer af met te benadrukken dat innovaties essentieel zijnom de uitdagingen waar we voor staan op te lossen. “Daarvoor moeten we gaan leren en experimenteren. “En we moeten gaan leren op de schaal dat we vervolgens die ontwikkelde oplossingen kunnen opschalen.” Den Boer pleit ervoor om voor een vraagstuk niet met één bedrijf maar met meerdere aan de slag te gaan om verschillende oplossingen te verkennen. “Het mooie daarvan is dat je als opdrachtgever een kans biedt voor verschillende ideeën en oplossingen. Want, voegt hij er aan toe, “als je wilt opschalen heb je eerst oplossingen nodig die je kunt ondekken. Wat werkt wel en wat niet? En je weet dat wat dat betreft niet alle oplossingen de eindstreep gaan halen. Maar als we alle eieren in één mandje gaan leggen is het risico te groot dat die oplossing het niet gaan worden.”

Daarnaast vindt Den Boer het mooie van experimenteren en leren dat je in één keer een grote groep aan opdrachtnemers mee kunt nemen. “In plaats van met één bedrijf iets te verkennen doe je dat met drie of vijf of een consortia van bedrijven. Daarmee kunnen we veel meer die grote sector als de bouw mobiliseren en met z’n allen de stappen  omvooruit te komen.” 

Schaalsprong

Francine Bouwmeister houdt zich bezig met de aanpak van het verbeteren en vernieuwen van bruggen en kademuren in Amsterdam. “Met het verbeteren van 200 kilometer kademuren moeten we een gigantische schaalsprong realiseren.” Daarvoor zijn twee sporen uitgezet. Het ene spoor betreft de productie die zich bezighoudt met seriematig werken en standaardiseren. “Het is daarmee net als met een kast van Ikea. De eerste keer dat je hem in elkaar zet ben je nog aan het zoeken, maar als je het drie keer hebt gedaan heb je de gebruiksaanwijzing niet meer nodig. In dat productiespoor werken we met slimme bewezen oplossingen. Daarnaast hebben we een innovatiespoor waarin we op zoek zijn naar die radicale ontwikkeling van innovaties die zich nog niet hebben bewezen. Pas als een innovatie zich in een pilot heeft bewezen voegen we dit in het productiespoor in.” Overigens ziet Bouwmeister innovaties die zich in pilots hebben bewezen toch nog wel eens stranden. In dat kader vraagt zij zich af hoe je innovaties kunt opschalen en ervoor zorgt dat iedereen het accepteert om het anders te gaan doen. “Want de mensen die in de productie zitten, hebben immers het idee dat ze het goed doen en hun oplossing ook perfect is.”

Geld speelt een rol

Martijn Brand, directeur bij H. van Steenwijk bouw- en waterwerken in Amsterdam, is een van de uitvoerende partijen die betrokken zijn bij programma Bruggen en kademuren. Hij brengt naar voren dat bij het bedenken van innovaties geld een belangrijke rol speelt. “Als je gaat innoveren kost dat geld en dat moeten we links- of rechtsom terugverdienen. Dus moet je zicht hebben op lange termijnomzet. Dat is belangrijk voor het materieel dat moet worden aangeschaft en het personeel dat moet worden opgeleid om die innovatie terug te verdienen.” Volgens Brand is van belang dat contracten de ruimte bieden om innovaties toe te passen. “Met de kademuren zijn we tien jaar bezig. Dan is er ruimte om innovaties toe te passen en terug te verdienen en kunnen we optimaal met de klant meedenken.”

Kanttekening

Marleen Hermans, hoogleraar Publiek Opdrachtgeverschap in de bouw bij de TU Delft, plaatst als kanttekening dat al in een vroeg stadium over innovaties in infrawerken moet worden nagedacht. “En niet pas bij het inkoopproces. Dat moet veel eerder. De opdrachtgevende organisaties zijn in die fase aanzet. Ik heb het dan ook liever over innovatiegericht opdrachtgeverschap dan innovatiegerichte inkoop.” 

Volgens de hoogleraar is het van belang dat er eerst intern wordt nagedacht over welke innovatie er nodig is en wat de condities voor die innovaties zijn. In haar ogen zijn innovaties dan ook een antwoord op een vraagstuk dat nog niet met een gewone of bekende aanpak is op te lossen. “Om zoveel mogelijk verschillende oplossingsmogelijkheden voor het vraagstuk te generen is het belangrijk om het probleem goed te identificeren. Met andere woorden, waar zoeken we nu eigenlijk een oplossing voor?” Daarna moet er aldus Hermans voldoende oplossingsruimte zijn en mag die niet door bestaande regelgeving worden beperkt. In dit kader verwijst Hermans naar het MIRT-traject waar door het aanbrengen van vooral veel technische restricties weinig ruimte voor innovaties is. “Bepalingen die de vrijheid van denken beïnvloeden moeten worden weggenomen”, benadrukt Hermans. “Denk bijvoorbeeld aan bestaande type oplossingen als referentie, standaard- eisenpakketten definiëren die een standaard productieproces simpelweg in de weg staan, te gedetailleerde procedurele afspraken of een strak financieel verantwoordingskader. Ik denk dat elke organisatie een set van dat soort bepalingen heeft die eigenlijk de oplossingsruimte voor innovatie enorm beperken. Dat is funest voor innovaties.”

Kern

“De kern van goed opdrachtgeverschap voor innovaties”, sluit Hermans deze Brugdialoog af, “is dus dat je vanuit een oplossend probleem een vraag stelt en er vervolgens voor zorgt dat de oplossingsruimte groot is. Ga na welke regels in je organisatie belemmerend zouden kunnen werken en probeer die zoveel mogelijk weg te nemen voordat je begint met het stellen van een vraag op het innovatievlak.”

 

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Cookie-instellingen